BD: Bert’s Drieluik, deel 1.
Hoe bereiden we kinderen/jongeren voor op een continue veranderende samenleving en arbeidsmarkt?
En, hoe zorgt een school, een ROC, ervoor dat ze de studenten aflevert, laat uitstromen, met de juiste kennis, kunde en attitude zodat zij kunnen anticiperen op de veranderende samenleving en arbeidsmarkt?
In een drietal columns, een drieluik, wil ik de komende weken stilstaan, en een discussie starten, bij mogelijke aanpassingen die we m.i. moeten doen in het onderwijs.
Wordt het niet eens de hoogste tijd om het fundament te herzien? Kunnen we leren van de weef- en constructiefouten uit de afgelopen jaren en kunnen we tot wezenlijke vernieuwingen komen. Hoe ziet leren er in de toekomst uit?
1. Wat is de bedoeling van onderwijs?
We hebben ons te veel en te vaak laten leiden door regelgeving die werd opgedrongen en soms opgelegd door bestuurders en wetenschappers die net even te ver van het echte onderwijs afstonden en ons hebben laten afdwalen van de echte bedoeling.
Met al de afspraken, kaders, werkwijzen en processen zijn we gevangen geraakt in een spel, in een wirwar van outputregels, een kluwe van ambtelijke regels, die zo zijn ingericht dat we het uitvoeren ervan zijn gaan zien als het doel. Maar moet dat ons doel wel zijn?
We zijn nu tevreden als de cijfers kloppen, als we hoge rendementscijfers halen, als we hoog scoren in enquêtes, als het inspectierapport positief is, maar draagt dit echt bij tot het ontwikkelen van nieuwe wereldburgers? Draagt dit bij aan het future proof maken van jongeren?
We leven in een zeer interessant tijdsgewricht want er gebeurt veel en in een hoog tempo. Is het een verandering van tijdperk of een tijdperk van verandering. We leefden altijd al in tijden van verandering dus dat is op zich geen nieuw fenomeen. Maar we staan aan de vooravond (of is het allang bezig?) waarin we in een tijd komen waar we meer existentiële vragen moeten stellen. Ons tijdperk verandert.
We zijn afgedwaald van de kern waar het echt om gaat. De economische drijfveren zijn almaar uit op groei, maar wordt de wereld daar ook beter van? We jagen met elkaar korte termijn doelen na zonder de lange termijn in ogenschouw te nemen. Zijn we niet afgedwaald naar een vorm van windowdressing en moeten we niet terug naar de echte bedoeling?
Volgens mij is de bedoeling van onderwijs om haar kinderen/jongeren zodanig op te leiden en te begeleiden zodat zij na hun schoolloopbaan zijn bewapend om te kunnen omgaan met de veranderingen en vraagstukken die telkens voorliggen. En dus kunnen anticiperen op veranderingen waarvan niemand nog weet hoe die eruit zien.
En dan doemt de vraag op of we jongeren moeten opleiden voor een vak (dat ik als smal typeer) of voor een ontwikkelingsrichting? (dat ik als breder typeer)
2. Ontwikkelen via het werkend leren of een dagschool?
Als we terug gaan naar de bedoeling van de school zouden we dan toch niet een meer universelere, transparantere, koers moeten gaan varen waarin we kinderen/jongeren) in elk geval zo breed mogelijk opleiden?
En kan dat voor elk kind/elke jongere?
En hoe geef je dan ruimte voor verschillen?
Meer dan twintig jaar geleden werden door introductie van de toenmalige nieuwe wet, de WEB, de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, de vorming van de Regionale Opleidings Centra, ROC’s, gestimuleerd en zelfs afgedwongen waardoor de toenmalige streekscholen, de scholen voor cursorisch beroepsonderwijs werden samengevoegd met scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, bijvoorbeeld de MTS, de MEAO, de MHS. De zogenaamde BOL (volledig dagonderwijs met stages) en BBL (4 dagen werkend leren en 1 dag per week naar school) ontstonden.
De toen gedefinieerde eindtermen moesten hetzelfde worden en leerweg (BOL of BBL) onafhankelijk. En daar vraag ik me dus van af of dat wel aansluit bij de bedoeling van het onderwijs? Dat heeft geleid tot leerwegonafhankelijke kwalificatiedossiers met kerntaken en werkprocessen waarin we nu door keuzevakken verschillen kunnen maken.
Maar een BOL leerling/student en een BBL leerling/student zijn niet hetzelfde. En daarnaast verschillen de leeromgevingen ook enorm. In essentie zit er een groot verschil tussen een jongere die zich beter in een schoolomgeving ontwikkeld versus een jongere die zich beter via werk ontwikkeld. In beide manieren zit veel goeds en zou ik willen behouden maar dan wel op een zodanige manier dat er kracht wordt ontleend aan de verschillen.
Om ergens goed in te worden moet er tijd geïnvesteerd worden, veel tijd. We kennen allemaal het 10.000 uren principe wel.
Iemand die zich liever of beter ontwikkeld via het werkend leren wordt een vakman/vakvrouw door te doen. Door te werken. Door te oefenen. Door begeleid te worden door een leermeester. Door werkervaringen te stapelen leert hij/zij en daardoor ontstaat vanzelf de behoefte, af en toe, theoretische kennis. En volgens mij spelen aanwezige intelligentie en/of motivatie hierin altijd een belangrijke rol.
Iemand die zich ontwikkeld via dagschool leert liever, of beter, via de stapeling van leerervaringen binnen een school. Deze jongeren kunnen een wat meer theoretische benadering makkelijker aan en hoeven voor de begripsvorming niet alle praktische handelingen uit te voeren om te begrijpen hoe iets in elkaar zit of werkt. Ook dan moet er tijd worden geïnvesteerd en ook dan spelen intelligentie en motivatie een belangrijke rol.
Dat pleit m.i. voor het meer toelaten van verschillen (ook in eindtermen) tussen de twee verschillende leerwegen en voor beide leerwegen de uitdagende vraag hoe we als onderwijs erin gaan slagen deze zo breed mogelijk te maken zodat de toekomstige gediplomeerde studenten daadwerkelijk kunnen anticiperen en reageren op de toekomstige veranderingen waarvan we allemaal zeker weten dat ze er aankomen maar waarvan nog niemand weet hoe ze er precies uitzien.
Graag uw reactie.